Slaperig ochtendlicht strijkt over je besproete huid,
over kleurenvoren door regen omgewoeld.
Passie verneukte de kluit,
onze kleren weggespoeld.
Gekkigheid.
Jij bent mijn opgewassen liefdeskruid,
met jou samen wil ik blijven – opschieten,
verdergaan met hierblijven.
Met jou wil ik groenzien,
duurzaam blozen.
Met jou wil ik uitzaaien lentekriebels.
Met jou wil ik verwelken met mijn hoofd in de wolken.
Dichterbij.
Verder weg.
Dichterbij.
Verder weg.
Dichter bij jou,
verder weg dan ooit.
In mijn hoofd stapelen zich verlangens,
tot een mozaiek van kuiltjes en wangen.
Vlinders steken hun kop op,
ogen ontpoppen zich tot vuurvliegjes.
Ik moet mij vermanen, ik moet mij vermanen,
maar wil van de teugel, wil helemaal los.
Ik wil fees!
Hoefgetrappel bokkig als een kind,
als het paard, warm en blind,
dat wil galopperen en zoenen, kan niet door de beugel,
slechts draven voor de sjees.
Gekkigheid.
Als ik een sjiraffe was
,waren jouw knibbels mijn gerief.
Als ik een kameelperd was,
zou ik je bespringen op zijn Afrikaans.
Als ik jouw varken was,
lag ik met jou in elke poel.
Als jij mijn zwijn was,
zou ik in parels gaan.
Als ik een konijn was,
zou ik vaker een dagje vrijnemen van werk.
Aladin doet het met een wonderlamp,
wrijven helpt.
Categorieën:Gedichten, Liefde, Meisjes en jongens, sexy, tijd, Zoenen
bloos, bloos
xxx xxx