Het station van de stad waar ik werkte ligt pal naast een klein kerkhof. De NS noemde het station verrassend: ‘Klein Kerkhof’. In de volksmond ‘Het Kerkhof’. Het station wordt nog steeds weinig gebruikt. Er is ook weinig verloop op de begraafplaats, er is wel veel scheefgroei, net als in het aanpalend stadje. ‘U legt ze neer, wij ruimen ze op‘ staat er boven de toegangspoort – van het kerkhof. De gemeente wilde niet omhoog. Geen wolkenkrabbers op ons plattelaand! De Christen Unie had nog een lumineus argument: dat mensen dan misschien beter een glimp van De Heer …. Het werd door de overwegend heidense gemeenteraad weggehoond: uit de lucht gegrepen, hoogmoed. Zó, die zat.
Jaren geleden, toen je een kaartje nog aan het loket kocht, nam ik dagelijks de trein naar werk. Op een dag viel me een man op, voor me in de rij. Hij bestelde een enkeltje. De man had een opdruk met ‘Normaal’ op zijn jas. Ook uut het Oost’n dus, dacht ik. Normaal leek ergens voorpret om te hebben, want hij grijnsde continu. Is een enkeltje leuker dan een retourtje? Ik kende hem niet, maar toch ook weer wel. Forenzen zijn in zekere zin reismaatjes. De forens forenst steeds met dezelfde forenzen op en neer. Althans, dat dacht ik. Een enkeltje was op zich niet gek, het was een vrijdag, misschien had hij plannen voor het weekend. Maar hij nam steeds vaker een enkeltje. Hoezo? Wat gaat die man doen vrijdagmiddag na werktijd, vroeg ik mij af. Gaat hij überhaupt wel naar werk? Wat voor leven leidde die man? Intrigerend. Ikzelf ging altijd linea recta naar huis, als er geen vrijmibo was natuurlijk.
Op een keer raakten we per ongeluk an de proat. Gaat u het weekend de stad uit? Naar het vliegveld, antwoordde hij. Hij was aan de beurt en sleepte zijn ruime weekendtas naar voren. Eén enkeltje naar ‘Het Kerkhof’ en vandaar voor vandaag nog één enkeltje vliegveld alstublieft. Ik voelde me ongemakkelijk en vroeg niets meer. De man keek niet meer om en verdween richting perron. Welk vliegveld? Stedentrip? Ik zou het waarschijnlijk nooit te weten komen.
Afgelopen weekend was ik op bezoek bij mijn zusje Riekje in Drenthe. Ze is boerin op het Dwingelderveld. Schapen. We spreken elkaar alleen met de feestdagen. Na de dood van onze ouders was er geen noodzaak tot meer. Zij is de jongste en levenslustigste van ons beiden. In het weekend zingt en danst ze in de plaatselijke ‘Boerenschure’. Foto’s van een stevige deerne op het podium hangen bij haar thuis aan de keukenmuur. Ik ben nooit mee geweest, trekt me niet, durf ook niet goed. Ben altijd een beetje benepen in haar nabijheid. Zij durfde altijd alles, een echte wildebras, Pipi Langkous. Dat platte(lands)gedoe. Ik ben er huiverig voor. Voor je het weet krijg je een barkruk naar je hoofd.
Ze boert sinds 3 maanden alleen. Haar man is overleden, overdosis stikstof ofzo, ammoniak? Ik weet het niet, ik heb geen verstand van boeren, van het werkwoord niet en van mijn zwager nog minder. We hadden vaak ruzie, broer en zus. Ik doe mee aan ‘Vrouw zoekt boer’ zei ze. Maak je nog eens iets mee en je hoeft niet meteen aan de eerste de beste te blijven hangen. Ze grijnsde van oor tot oor. ‘Boer zoekt vrouw’ zei ik. Nee, zei ze, ík zoek weer een boer, dit keer een echte, want alleen trek ik het niet. Zo snel al? Een kudde kun je niet 3 maanden alleen laten, net as mij niet, zei mijn zus. Daar had ik niet van terug. Een sterke, geinige, sportieve en avontuurlijke man. Eentje die aanpakt en niet zoveel lult als die dooie zwager van je. Zowaar ik Riek heet.
Ik wandel veel. Lekker met de wagen ergens naartoe. Een wandelaar forenst niet. Zo nu en dan stiefel ik over een natuur begraafplaats, als voorbereiding. Ruimte zat, maar voorlopig nog even niet. Op een dag, het was een vrijdag, droom ik achter het stuur wat weg op de bassen uit mijn luidsprekers. Normaal. Ik kijk omhoog en ontwaar een groeiende parachutist in de grijsblauwe lucht boven Gods vruchtbare akkers. De parasol aan baleinen is bemand. Er is geen vliegveld in de buurt, dat weet ik zeker. Waarheen? vraag ik mij af. De parachutist stuurt met vaste hand recht naar een eenzame boerderij toe. Als hij laag genoeg bovenlangs mijn auto scheert meen ik een enorme grijns op zijn vrolijke smoel te zien. Iets bekends. Dan landt de zwierige man op de deurmat met welkom, de hond slaat aan en mijn zusje in negligé sleurt haar avontuurlijke nieuwe vent naar binnen. Ik concentreer ik me weer op de provinciale weg. De boerderij van mijn zusje licht op tegen de schemerende avondhemel.
Categorieën:Dieren, dromen, Geld, Humor, Liefde, Meisjes en jongens, sexy, Sport, tijd, Verhalen, Werk, Zoenen
Geef een reactie