Gelukkig getrouwd

Op tafel stond een taart met een grote vette geleikers erop. De meiden tegen Miep, die vandaag vrijgelaten zou worden uit de Patricia Highsmith Vrouwengevangenis: Jij mag vandaag de kers uit de taart snijden, symbolisch uitbreken, oude bajestraditie. Steek het mes maar in zijn donder. We eten hem sámen op, je krijgt niks mee naar huis, wherever that may be ha ha ha’. Miep sneed de taart geroutineerd aan. Ze hadden allen de mond nog vol, toen de sleutelbos in het slot knarste. Ze gaven de cipier ook een hap en leefden nog lang en gelukkig….

Het was het routine afscheid in de PHVG. De meesten hadden hun hoop op een ‘normaal leven’ nog niet opgegeven, recidivisten niet meegerekend. Ze zouden er, eenmaal vrij, het beste van maken, beloofden elkaar op te bellen – “We houden contact”. Misschien een tijdje braaf de reclassering gehoorzamen … als ze de kans maar kregen, dat was hun grootste zorg. Het was immers allemaal de schuld van de anderen, van de maatschappij en van hun ouders, ja van die vooral. Miep leefde bij de dag, had ze haar hele leven gedaan en wist het verder ook niet, behalve dat ze chronisch niet blij was met mensen die langer dan een dag ‘om haar heen hingen’.

Binnen is als buiten en buiten is als binnen,

had ze geantwoord toen de schoolpsycholoog had gevraagd wat ‘er door haar heen ging’ toen ze de directeur van aanranding had beschuldigd? Het hoofd van de lagere school had haar niet van school gestuurd, enkel omdat Hij dat als een tekortkoming van zijn didactische vaardigheden ervoer. Eigenbelang speelde geen rol. Het ging niet om Hem, de meester, maar om de knecht, eh… de leerlingen. Hij had haar – in Mieps ouderrapport – wel al weggezet als een gewetenloze intrigante, en letterlijk “Geen touw aan vast te knopen”. Het was niet zo dat het Hoofd niet zag wat er ‘aan het handje’ was met Miep, als Hoofd hoorde je daar echter boven te staan. Ver boven. Je hoorde je niet gek te laten maken door een puber met een laag uitgesneden IQ, kom zeg, ook al was je dan in feite niet tegen ze opgewassen en had je zelf geen kinderen gekregen – je eigen vrouw had dat met jou nou toevallig niet zien zitten. Ze hadden er eentje gekocht, adoptie, “geeft ook minder rommel dan een bevalling”, had zij gezegd. Zelf een kind maken was natuurlijk wel een stuk goedkoper geweest dan koop. Dus als het aan Jaap sr. had gelegen, hij had er graag een keizersnee voor overgehad, maar ja, nou ja. Wat dan? Had hij zijn vrouw dan met geweld een kind moeten aftroggelen, geen schoolmeester moeten willen worden? Jaap sr. zou zijn eigen schoolrapporten er nog eens op navlooien. Het omen aan het licht brengen. Wat als een paal boven NAP stond was: elk gevecht op het schoolplein werd door haar veroorzaakt, eerst door Miepje, later door Miep. Daar was iedereen het met de directeur over eens, zelfs op een dag dat ze ziek thuis zat, was zij de gebeten hond.

Matten op het schoolplein

Klassiek schoolpleingevecht met joelende scholiertjes en een aanstormend hoofd van de school, of vaker, de potige conciërge: Wie van jullie twee is er begonnen? Vooruit, zeg op! Hij meester, hij heeft mij geduwd. Nietes, Hij! Hij zat aan mijn, aan haar. Meester tegen de twee vechtersbazen of bazinnen: Wat is er met je haar. Hij kuste mijn Miep, ik ben haar vriendje, dus ik zeg: “blijf met je tengels van mijn meisje af”, “Maar Miep kuste mij en mijn tengels duwden haar juist van me weg” Je liegt! Nietes welles nietes welles, nee ik…, je krijgt een dreun, kom hier, ik vermoord je etc etc. Schoolpleintoezichthouder: Allebei nu naar de kamer van de directeur, dat wordt nablijven vanmiddag.

Tijd voor een feestje

Toen ze twee en een half jaar getrouwd was met haar Jaap jr. had ze ook een feesttaart aangesneden. Die trouwdag was ietsje uit de hand gelopen. Ik wil ook weleens een feestje, krijste ze, jij doet nooit iets leuks met mij, had ze gemokt, een peuk in de bloemenvaas met rozen dumpend, de asbak stond ernaast. Een doorn had in een vinger geprikt, het water in de vaas nam de kleur van haar getroebleerde karakter aan. Met haar plooirok ving ze rode spetters op, wreef ze tussen de plooien. Toch handig die truttige mode. Kijk nou wat je doet, liefje, daar kunnen die roosjes toch niet tegen, schat’. Kijk zelf uit ouwe pik, noem me niet je schatje. Ik ben je liefje niet, zou je wel willen hè, Japie, en dan er lekker op los beuken met je boerenknuistjes, maar dat durf jij niet, hè Japie toch, kom je niet aan je trekken, willen de koeien je niet meer? Kom op, niet meteen zo’n pruillip trekken, vinden ze vast niet aantrekkelijk. Ze stak een nieuwe sigaret op, gooide de aansteker in zijn richting. Jaap dook weg, maar ving toch de aansteker, hij kneep er in, overwoog terug te gooien, hard, speelde er vervolgens mee, zogenaamd kalm en met een scheve grijns om zijn mond.

Miep met verongelijkte stem: Zet die asbak dan ook niet zo dicht op die vaas, daar komen nog eens ongelukken van he he he en daarop in zichzelf: Wat ben ik toch ook een blunderaar, ik had nooit met hem moeten trouwen. Ik had het bij één wip moeten laten, om Hem, zijn adoptievader, op zijn plek te zetten, maar nee, ik kon het niet laten, kreeg er geen genoeg van, van terug kleineren, wraak, van… ach laat maar .. weet ik veel, eenmaal binnen is als buiten, je bent altijd de klos, ze willen allemaal wat van je en je krijgt nooit je eigen zin, tenzij je hen die afpakt. Miep verloor zich in haar draaideur.

It giet oan

Weer tegen Jaap jr.: Je bent nog erger dan die runderen van je, ik heb nooit niks aan je, je hebt nooit ècht van me gehouden. Jaap had intussen met de kruimeldief de as van de grond opgezogen en liep naar de keuken voor nieuw water voor zijn rozen. Zijn vingers jeukten. Hij had haar eenmaal geslagen, dat nooit meer, hij liet zich nooit, never nooit meer gek maken door Miep, hij hield van haar, geloofde hij, hij kon ook niet anders, hij was de sterkste van de twee, hij moest wel, zo zag hij dat. Jaap schoof de asbak voorzichtig dichter naar Miep toe. Dat bleek een cruciale inschattingsfout.

Miep flikkerde de asbak tegen de muur achter Jaap en keek hem uitdagend aan. Haar ogen flitsten dwars door de schervenregen heen. Ze verwachtte het effect van een fragmentatiebom, hij zou bloeden, ze wilde zijn bloed, gewoon omdat ze vanbinnen kookte en hij niet, zelfs vanbuiten was er niets aan hem te zien, zelfs walging kreeg ze niet van hem cadeau, ze was niets in zijn ogen. Okee, dus haar ‘dodelijke blikken’ ketsten af op zijn te gladgestreken smoel, bleken toch niet dodelijk, zelfs niet een beetje, kan gebeuren, beginnersfoutje. De scherven lagen uitgeteld om hen heen, niet eens één sneetje had ze hem bezorgd. Ze kon weer van voren af aan beginnen, of zou ze er maar helemaal mee kappen, met hem, misschien wel slimmer? Nog één poging dan: Jij misogyne vrouwenhater met je kutbloemen altijd, denk ook eens aan mij! Hij kocht voor haar elke tweede vrijdag een bos rode rozen en zette ze, zo beschermend als hij dacht te moeten zijn, zelf op vaas. Tegen Miep dan: Doe ik wel, schat, slecht voor je vingers, al die doornen. Miep brieste terug: ‘Breng liever keertje een bosje Chippendales voor me mee, in de vaas zetten kan ik dan zelf wel’. Al binnen een jaar was de verveling een 24/7 dingetje geworden, prikkeling was geprikkeldheid geworden. Vrijen? Niet meer met Jaap dus!

Set and matchpoint

Nog eens 10 jaar wachten op een receptie vond Miep geen optie. Ze had haar voor de wet en kerk getrouwde vent tot het uiterste gedreven, gesard, bedrogen, maar hij bleef uiterlijk onaangedaan. Dat was toch niet normaal? Hij bezat geen pit, er viel niets in hem te ontsteken, vuur noch vlam. Je kreeg er slechts een stijve nek van. Ze wist domweg niet wat ze aan hem had, dacht ze. Wanneer rost hij mij nou eens af? Ze begreep er niets van. Haar moeder had haar anders voorgelicht, realistischer. Mannen houden van stevig knuffelen, had ma gezegd en daarbij: Je vader houdt van mij. Op hun manier was er niks mis met haar ouders. Ma tegen Miep: Het is allemaal een zaak van maat houden. Het woord maat had kennelijk nog teveel betekenissen voor Miep. Na negen maanden zonder ruzie was ze het al goed zat. Daarvoor trouwde je niet, kon je net zo goed een hond nemen. Ze had het vervolgens aangelegd met getrouwde mannen, eerst in hun vriendenkring en daarna zonder aanziens des persoons. Haar man bleef ze uitnodigen, ook nadat de meesten door hun vrouwen waren verlaten. Hij wilde haar zo graag pleasen, dacht dat ze er wel overheen zou groeien.

Chippendales

Jaap had zelfs een keertje gebeld naar de Chippendales, wat dat moest kosten, zo’n huiskameroptreden? De manager vertelde dat je ze ook per stuk kon boeken. Dat leek Jaap geen goed idee, zijn getrouwde vrienden hadden hem genoeg van zijn vrouw laten zien. Trouwens vond hij ze ook te duur. En romantiek is leuk, maar het moet niet te duur worden, wist hij van Herman Finkers.

Miep ging een stapje verder, overmacht volgens haar. Ze zou uitvinden waarmee ze haar man kon raken, zijn bloed zou voor haar racen, zijn hart kon niet koud blijven voor haar avances. Dat pikte ze niet, van geen enkele man. Vriendinnen hadden voor hun trouwdag een taart aangerukt met daarop een afbeelding van hun trouwfoto. Je kent dat wel, origineel EN ludiek. Toen ze de taart aanstak haalde ze een beetje door, zogenaamd per ongeluk, onhandig, een vrouw en messen, je kent het wel, maar ay ay ay de ene jaap trof de andere Jaap pardoes, ach wat klunzig nou, sorry sorry sorry vol in de wang onder zijn linkeroog. Ze trok nog een lijntje en de taartpunt kwam vrij. Het echte gezicht van Jaap zat onder de smurrie, slagroom en bloed, zijn eigen bloed.

Slechte bak

13 maanden was ze bak ingedraaid voor zware mishandeling. Verzachtende omstandigheden, door Jaap persoonlijk aangedragen, werden niet ontvankelijk verklaard. Verzoek om TBS werd afgewezen, geen enkele instelling toonde interesse in Miep. Beide ex-echtelieden voelden zich respectievelijk gestreeld en gekrast door alle aandacht. Geen van beiden rouwden of toonden enig begrip voor de ander. Ze spraken de hoop uit elkaar gauw terug te zien. Miep beloofde het het stelligst. “Is dat een dreigement,” vroeg Jaap nog en ze lachten beiden. Jaap beloofde nooit meer rozen te kopen voor haar.

Tot slot

Miep groette haar bajesvriendinnen, niet echt vriendinnen, meer handige hulpjes in samenzwering. Achter haar werd de deur tussen buiten en binnen vergrendeld, er leek geen weg terug, tenzij?

In haar tas zat het taartmes. Ergens schreeuwde een uil.



Categorieën:Liefde, Meisjes en jongens, Piketpaaltjes, School, Zoenen

Tags: , , , , , , , , , , , ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: